english
nederlands
Indymedia NL
Vrij Media Centrum Nederland
Indymedia NL is een onafhankelijk lokaal en mondiaal vrij communicatie orgaan. Indymedia biedt een andere kijk op het nieuws door een open publicatie methode van tekst, beeld & geluid.
> contact > zoek > archief > hulp > doe mee > publiceer nieuws > open nieuwslijn > disclaimer > chat
Zoek

 
Alle Woorden
Elk Woord
Bevat Media:
Alleen beelden
Alleen video
Alleen audio

Dossiers
Agenda
CHAT!
LINKS

European NewsReal

MDI klaagt Indymedia.nl aan
Rechtszaak Deutsche Bahn tegen Indymedia.nl
Onderwerpen
anti-fascisme / racisme
europa
feminisme
gentechnologie
globalisering
kunst, cultuur en muziek
media
militarisme
natuur, dier en mens
oranje
vrijheid, repressie & mensenrechten
wereldcrisis
wonen/kraken
zonder rubriek
Events
G8
Oaxaca
Schinveld
Schoonmakers-Campagne
Hulp
Hulp en tips voor beginners
Een korte inleiding over Indymedia NL
De spelregels van Indymedia NL
Hoe mee te doen?
Doneer
Steun Indymedia NL financieel!
Rechtszaken kosten veel geld, we kunnen elke (euro)cent gebruiken!

Je kunt ook geld overmaken naar bankrekening 94.32.153 tnv Stichting Vrienden van Indymedia (IBAN: NL41 PSTB 0009 4321 53).
Indymedia Netwerk

www.indymedia.org

Projects
print
radio
satellite tv
video

Africa
ambazonia
canarias
estrecho / madiaq
kenya
nigeria
south africa

Canada
hamilton
london, ontario
maritimes
montreal
ontario
ottawa
quebec
thunder bay
vancouver
victoria
windsor
winnipeg

East Asia
burma
jakarta
japan
manila
qc

Europe
alacant
andorra
antwerpen
armenia
athens
austria
barcelona
belarus
belgium
belgrade
bristol
bulgaria
croatia
cyprus
estrecho / madiaq
euskal herria
galiza
germany
grenoble
hungary
ireland
istanbul
italy
la plana
liege
lille
madrid
malta
marseille
nantes
netherlands
nice
norway
oost-vlaanderen
paris/île-de-france
poland
portugal
romania
russia
scotland
sverige
switzerland
thessaloniki
toulouse
ukraine
united kingdom
valencia
west vlaanderen

Latin America
argentina
bolivia
brasil
chiapas
chile
chile sur
colombia
ecuador
mexico
peru
puerto rico
qollasuyu
rosario
santiago
tijuana
uruguay
valparaiso

Oceania
adelaide
aotearoa
brisbane
burma
darwin
jakarta
manila
melbourne
oceania
perth
qc
sydney

South Asia
india
mumbai

United States
arizona
arkansas
atlanta
austin
baltimore
big muddy
binghamton
boston
buffalo
charlottesville
chicago
cleveland
colorado
columbus
danbury, ct
dc
hampton roads, va
hawaii
houston
hudson mohawk
idaho
ithaca
kansas city
la
madison
maine
miami
michigan
milwaukee
minneapolis/st. paul
new hampshire
new jersey
new mexico
new orleans
north carolina
north texas
nyc
oklahoma
omaha
philadelphia
pittsburgh
portland
richmond
rochester
rogue valley
saint louis
san diego
san francisco
san francisco bay area
santa barbara
santa cruz, ca
seattle
tallahassee-red hills
tampa bay
tennessee
united states
urbana-champaign
utah
vermont
western mass
worcester

West Asia
armenia
beirut
israel
palestine

Topics
biotech

Process
discussion
fbi/legal updates
indymedia faq
mailing lists
process & imc docs
tech
volunteer
Credits
Deze site is geproduceerd door vrijwilligers met free software waar mogelijk.

De software die we gebruiken is beschikbaar op: mir.indymedia.de
een alternatief is te vinden op: active.org.au/doc

Dank aan indymedia.de en mir-coders voor het creëren en delen van mir!

Contact:
info @ indymedia.nl
[% attac-vl %] Bologna (en de GATS)
attac-rug (unief Gent) - 19.10.2001 20:41

Fantastisch dat ook Nl nu zijn eigen Indymediafiliaal heeft. Om de Europese acties tegen de commercialisering van ons onderwijssysteem wat extra intellectuele munitie te geven, post ik hier een analyse van de Bologna-verklaring en de GATS. De analyse dateert van april 2001. De laatste ontwikkelingen zijn dus niet opgenomen.

DE BOLOGNA-VERKLARING (EN DE GATS):
EUROPESE HOGER ONDERWIJSRUIMTE
OF EUROPESE HOGER ONDERWIJSMARKT ?


De Sorbonne-verklaring.

Tijdens de viering van 750 jaar Sorbonne werd de Sorbonne-verklaring (25 mei 1998) opgesteld. Het initiatief daartoe ging uit van de onderwijsministers van Frankrijk, Engeland, Italië en Duitsland. De verklaring werd ingegeven door de bezorgdheid met betrekking tot de concurrentiepositie van het Europees Hoger Onderwijs in vergelijking met die van de de VS, Zuid-Oost Azië en Oceanië en met betrekking tot de toenemende problemen in het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek in de ondertekenende landen. Later schaarden een aantal andere landen, waaronder ook België, zich achter de principes uitgetekend in de Sorbonne-verklaring .


De bredere context: de vorming van een globale onderwijsmarkt

De laatste dertig jaar hebben de westerse economieën een fundamentele transformatie doorgemaakt . De centrale focus van de ontwikkelde economieën verschoof van de massaproduktie in de zware industrie naar de meer flexibele, dynamische en op technologie gebaseerde lichte industrie en dienstensector. In een dergelijke industriële strategie levert kennis de belangrijkste toegevoegde waarde. Concreet betekent dit dat die aspecten van het produktieproces waar de kennis het belangrijkst is (onderzoek, design, marketing, …) het meest gevalueerd worden door de bedrijven. Die proberen dan ook hun greep op die aspecten van het produktieproces te versterken. Ze doen dit door de toelevering via onderaannemers en patentering van steeds ontastbaardere entiteiten zoals desingnaspecten, ideeën en genetische codes. Deze trend versterkte zich het laatste decennium en laat zich steeds meer voelen op de arbeidsmarkt en in het onderwijsveld. Werknemers worden verwacht zich steeds flexibeler op te stellen en ten allen tijde bereid te zijn zich bij te scholen. Daardoor stijgt de vraag naar flexibele, just-in-time onderwijsvormen en levenslange toegang tot het onderwijs. Dit heeft twee implicaties voor onze onderwijssysteem. Ten eerste wordt het onderwijs nu voortgetrokken door de vraag ernaar terwijl het vroeger voortgestuwd werd door de instellingen die het aanboden. Dit heeft als gevolg dat het onderwijs steeds meer hervormd wordt naar de behoeften van de individuele onderwijsconsument en vooral van het bedrijfsleven. Academische opleidingen worden steeds meer in de hoek gedrumd door beroepsgerichte opleidingen zoals management en informatica. Bovendien neemt de druk om het onderwijs te verengelsen toe. Ten tweede wordt druk gezocht naar meer flexibele media voor kennisoverdracht. Internet lijkt daartoe erg geschikt. Het speelt in op de behoefte naar meer flexibiliteit en laat toe de kosten te drukken.

Onderwijs wordt dus in toenemende mate getransformeerd tot een marktprodukt. Volgens een recente schatting heeft de onderwijssector een marktwaarde van 1 triljoen dollar per jaar , een erg lucratieve sector dus. Het zal dan ook niemand verbazen dat vele gegadigden zitten te dringen om een zo groot mogelijk deel van deze markt in handen te krijgen. En net daar wringt het schoentje voor Europa. Het Europese onderwijs hinkt wat betreft internationale competitiviteit sterk achterop. Het aantal studenten dat vanuit de rest van de wereld naar Europa komt studeren daalt ten opzichte van het aantal studenten dat naar andere wereldregio’s trekt. Dit heeft te maken met de vermarkting of commodificatie van het onderwijs. In Australië en de VS is onderwijs verschaft aan buitenlandse studenten een belangrijk exportprodukt geworden . Wanneer een college een buitenlandse student inschrijft wordt dit meegerekend in de exportcijfers van het land dat deze dienst (onderwijs) levert. Europa is niet zo prominent aanwezig op deze globale onderwijsmarkt. Het Verenigd Koninkrijk is de enige uitzondering hierop.

In 1997 was de export van tertiair onderwijs in Amerika, inclusief intensieve Engelse taallessen, goed voor 390 miljoen dollar (waarbij Engelse taalcursussen 144 miljoen dollar voor hun rekening nemen). De cijfers voor 1998 liggen 8% lager, voornamelijk door de economische crisis in Azië. In Australië is de export van onderwijs reeds de vijfde grootste exportindustrie. De Australische regering maakt in de komende drie jaar 24 miljoen dollar vrij om het Australische kwaliteitsonderwijs te promoten. Ook de Engelse premier Tony Blair neemt initiatieven om het aantal internationale studenten in het Verenigd Koninkrijk te verhogen. Tegen 2005 wil Engeland 25% van de internationale markt voor het hoger onderwijs in handen hebben (tegenover 17% nu). Naast de geldstroom (direct en indirect via bijvoorbeeld toerisme) die dit zal opleveren zal dit het aantal beslissingsmakers en opinieleiders met Engelse banden significant doen toenemen. Frankrijk laat zich ook niet onbetuigd. Om het Franse onderwijs te promoten heeft de Franse regering EduFrance opgericht. Daarmee hoopt ze zich een plaatsje te veroveren op de internationale onderwijsmarkt waarvan ze de omzet schat op ongeveer 21,9 biljoen dollar per jaar en die totnogtoe gedomineerd werd door Engelstalige landen.

De voorgaande cijfers indachtig zal het dan ook niemand verbazen dat de liberalisering van het onderwijs op de agenda staat van allerlei internationale economische fora. Zo staat onderwijs bovenaan de agenda van de FTAA-onderhandelingen (Free Trade Area of the Americas) die als doelstelling hebben een immense vrijhandelszone te creëren die zich over het hele Amerikaanse continent, met uitzondering van Cuba, uitstrekt. Arthur Sandborn, een Canadese vakbondsleider, waarschuwde er recentelijk voor dat “privatizing education, turning it into a business, was chosen as the number one priority for these negotiations” .


De GATS

Dichter bij ons bed blijft ook de Europese Unie aansturen op een verdere liberalisering van de dienstensector in het kader van de GATS-onderhandelingen (General Agreements on Trade in Services) . De dienstensector wordt erg breed opgevat en omvat onder andere het onderwijs. De onderhandelingen over de liberalisering van de dienstensector zijn ondanks de mislukking van de WTO-top in Seattle reeds gestart. Na het debacle in Seattle schreef Robert Madelin, een topambtenaar van de Europese Gemeenchap, aan de European Services Forum (ESF), een organisatie opgericht door de Europese Commissie in 1998 en bestaande uit meer dan 80 transnationale bedrijven actief in de dienstensector, dat “The EC would like to encourage all European services industries to continue co-operating actively with us to develop the solid and detailed common negotiating position that we wish to present in Geneva at the appropiate time next year”. Over de positie van de ESF kan getuige de titel van één van hun conferenties in Brussel geen twijfel bestaan: ‘The GATS 2000 Negotiations - New opportunities of trade liberalisation for all services sectors’ (mijn cursivering, SO). De gepriviligeerde relatie tussen de ESF en de Europese Commissie wordt nog duidelijker uit volgend citaat dat te vinden op de website van de Europese Commissie: “la participation active des industries de services dans les négociations est cruciale pour nous permettre d’aligner nos objectifs de négociation sur les priorités des entreprises. L’AGCS (= GATS, SO) n’est pas seulement un accord entre gouvernements. C’est avant tout un instrument au bénéfice des milieux d’affaires.”

Bovenstaande citaten indachtig hoeven we ons dan ook niet veel illusies te koesteren over de positie van de Europese Commissie. Michel Servoz, een belangrijke onderhandelaar voor de Europese Commissie betreffende de liberalisering van de dienstensector , is in ieder geval duidelijk: zowel gezondheid, milieu als onderwijs zijn rijp voor liberalisering . De Europese Commissie is dan ook een voortrekker van een verregaande liberalisering van de onderwijssector in het kader van de GATS-onderhandelingen (zowel primair als secundair, hoger en volwassenenonderwijs). Deze liberalisering steunt op twee principes. Ten eerste is er het ‘national treatment’-principe. Volgens dit principe mogen nationale regeringen lokale bedrijven niet anders behandelen dan buitenlandse bedrijven. Deze regel houdt echter nog veel meer in. Zo mogen overheden van bedrijven niet meer eisen dat ze lokale werknemers aannemen. Deze regel betekent met andere woorden dat de overheid niet meer de middelen zal hebben om ervoor te zorgen dat investeringen door buitenlandse bedrijven de eigen burgers ten goede komt. Het is onder deze regel ook niet ondenkbeeldig dat private onderwijsinstellingen de overheid laat veroordelen omdat ze subsidies geeft aan publieke onderwijsinstellingen. Onder de GATS kan dit immers gezien worden als concurrentievervalsing. Ten tweede is er het ‘market acces’-principe. Dit principe houdt in dat de overheid geen enkele bedrijf uit de dienstensector kan weren van zijn markt, wat de achterliggende motivatie daartoe ook is. Zo kan een overheid bijvoorbeeld een racistische onderwijsinstelling niet uit zijn markt verbannen.

Het is duidelijk dat de GATS een ernstige en doelbewuste aanval is op onze democratische en sociale verworvenheden. Een nota van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) stelt het heel duidelijk: één van de belangrijkste doelstellingen van de liberalisering is het drukken van de lonen (sic !). Ondanks de huidige retoriek over ethisch ondernemen denkt de huidige transnationale economische elite anno 2000 dus nog altijd in termen van winstaccumulatie door middel van een zo ver mogelijk doorgedreven exploitatie van de werknemer. Omdat de economische elite en hun politieke handlangers ook wel inzien dat dit aan het begin van de 21ste eeuw niet zomaar meer door de bevolking getoleerd zal worden hebben ze daar rekening mee gehouden bij het opstellen van de GATS. Deze zijn zo opgesteld dat een op winst beluste bedrijfsleider bij een liberale lezing ervan altijd wel iets vindt om een via democratische wegen tot stand gekomen overheidsreglement te laten vernietigen .


De Bologna-verklaring

Een jaar na de Sorbonne-verklaring, op 19 juni 1999, volgde de zogenaamde Bologna-verklaring . Deze gemeenschappelijke verklaring van de Europese ministers van Onderwijs is een continuering en verfijning van de ideeën vervat in de Sorbonne-verklaring. De Bologna-verklaring werd ondertekend door negenentwintig landen . Deze landen engageren zich hiermee om -tegen uiterlijk 2010 - hun hoger onderwijs te reorganiseren volgens de principes opgetekend in de Bologna-verklaring. Maar wat staat er nu eigenlijk precies in die Bologna-verklaring en wat zijn de mogelijke consequenties ervan voor het Europese Hoger Onderwijs?

Het kernbegrip in de Bologna-verklaring is de creatie van een Europese hoger onderwijs ruimte. Dat is nodig om de mobiliteit en de tewerkstelbaarheid van de Europese burgers te verhogen en de ontwikkeling van het Europese continent te stimuleren. Er moet daarbij in het bijzonder aandacht besteed worden aan de doelstelling de internationale competitiviteit van het Europese Hoger Onderwijssysteem te verhogen. Het ‘probleem’ met het Europese Hoger Onderwijs is de enorme verscheidenheid van structuren, opleidingen en diploma’s. Daardoor is het moeilijk te slijten op een globale onderwijsmarkt. De ‘consument’ wordt immers afgeschrikt door de onoverzichtelijkheid van het Europese Hoger Onderwijs. De Bologna-verklaring komt daaraan tegemoet. Of het nu zo bedoeld is of niet, het valt niet te ontkennen dat het een duidelijke stap is in de richting van de commodificatie van het hoger onderwijs. Het Europees Hoger Onderwijs wordt door de Bologna-verklaring omgevormd tot een produkt dat makkelijker verkocht kan worden op een globale onderwijsmarkt.

De concrete maatregelen die in de Bologna-verklaring neergeschreven staan zijn:
(1) Men moet in Europa komen tot een systeem van vergelijkbare, compatibele en leesbare graden (‘comparable, compatible en readable degrees’). Men spreekt hier niet zozeer van harmonisatie maar gewoon van wederzijdse erkenning (iets dat in één land van EU legaal aanvaard is moet door een ander land ook als legaal aanvaard worden in plaats van het op elkaar afstemmen van de verschillende nationale wetgevingen).
(2) Men moet in Europa komen tot een gelijkaardig raamwerk voor diploma’s. Daarmee doelt men op de structuur van de opleiding. Het voorstel is een drietrapspakket. Dit wordt in de discussie heel snel vertaald naar de Angelsaksiche structuur Bachelor/BA – Master/MA – PhD/doctoraat. In de ons omringende landen lijkt iedereen voor een BA van drie jaar te kiezen. Gevolg daarvan is dat het moeilijk is om in België te kiezen voor een BA van vier jaar want of je nu drie of vier jaar doet, in termen van diploma wordt geen onderscheid gemaakt (je krijgt gewoon een BA-diploma). Elk diploma (BA, MA, PhD) moet op zichzelf relevant zijn naar de arbeidsmarkt (niet zoals het kandidatuursdiploma nu dat bijna geen enkele waarde heeft op de arbeidsmarkt). Een MA zou bij voorkeur twee jaar duren. Een dergelijke hervorming van de universitaire opleidingen dreigt echter een aantal problemen met zich mee te brengen. Ten eerste vragen nogal wat docenten zich af hoe ze in drie jaar een opleiding kunnen geven die beantwoord aan hun onderwijsfilosofie, namelijk een brede, disciplineoverschrijdende, kritische vorming. Deze opmerking hangt samen met een kritiek op de enge, beroepsgerichte opvatting van een opleiding die in de Bologna-verklaring gehanteerd wordt . Niemand betwist dat in een opleiding beroepsgerichte vaardigheden aan bod moeten komen. Dit betekent echter nog niet dat andere finaliteiten van een opleiding verwaarloosd moeten worden. De eeuwige vraag van het bedrijfsleven studenten vlugger op de arbeidsmarkt af te leveren en meer aandacht te besteden aan beroepsgerichte vaardigheden lijkt dit echter wel te suggereren. Een tweede probleem heeft te maken met de democratische toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De voorgestelde hervormingen van de structuur van het hoger onderwijs vragen uiteraard nogal investeringen. De Vlaamse overheid zal wellicht niet bereid zijn het onderwijsbudget te verhogen. Sommigen suggereren dan ook dat de kosten voor de masteropleidingen doorgerekend moeten worden aan de studenten. De argumenten die gebruikt worden om deze visie ondersteunen getuigen van een wereldvreemde economische dogmatiek. Studenten die een mastersdiploma behalen zouden een betere positie op de arbeidersmarkt en naderhand een hoger inkomen hebben. Dit gegeven zou hogere inschrijvingsgelden verrechtvaardigen. Op dergelijke redeneringen kan vanzelfsprekend nogal wat kritiek gegeven worden. Zo is het maar de vraag of alle personen met een mastersdiploma een hoger inkomen zullen verwerven. Bovendien zullen heel wat minder gefortuneerde studenten er begrijpelijkerwijze voor terugschrikken zichzelf op twintigjarige leeftijd met een lening op te zadelen. De kans dat een dergelijke optie een financiële drempel voor het volgen van een masteropleiding zal gaan vormen is dan ook niet denkbeeldig. Daarnaast kan men personen met een hoger inkomen responsabiliseren via een progressief belastingsstelsel. Andere opties zoals sponsoring door het bedrijfsleven houden minstens een even groot gevaar in voor de democratisering van het onderwijs. Een dergelijk scenario dreigt te leiden tot een situatie waarin deze opleidingen waarvan de relevantie voor de privésector groot is veel meer middelen hebben dan opleidingen met minder relevantie voor de private sector. De bedrijven zullen in ruil voor hun sponsoring zeker ook wel enkele wederdiensten vragen. En het behoeft geen groot betoog dat hun wensen wel eens lijnrecht tegenover de huidige basisprincipes van het hoger onderwijs zouden kunnen staan (algemene opleiding, vorming van kritisch denken, democratische toegang, …). Een ander discussiepunt dat betrekking heeft op de structuur van het hoger onderwijs is de binaire/tertiaire structuur van het Vlaamse onderwijs. De Bologna-verklaring lijkt het onderscheid tussen opleidingen aan een hogeschool en opleidingen aan een universiteit te willen opheffen. Via een creditsysteem wordt het switchen tussen dergelijke instellingen in principe mogelijk en door de externe accreditering geldt niet langer het label ‘universiteit’ of ‘hogeschool’ als waardecriterium maar de kwaliteit zoals die beoordeeld wordt door de het accrediteringsorgaan. Het Belgisch kabinet van onderwijs is echter tegen de opheffing van het onderscheid . De finaliteiten van een hogeschool zijn volgens het kabinet anders dan die van een universiteit en dit moet zo blijven (beroepsgericht versus academisch). Dit onderscheid kan aangevallen worden. Sommige universitaire opleidingen zijn immers ook beroepsgericht. Het standpunt van de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad) is dat het hoger onderwijs een BA-diploma mag afleveren maar enkel als de opleiding kwalitatief hoogstaand is en geaccrediteerd wordt (dus geen automatische gelijkschakeling). Ook wensen zij een onderscheid te behouden tussen een academische en een professionele BA.
(3) Men moet in Europa een creditsysteem ontwikkelen om de mobiliteit van de studenten te promoten. In een creditsysteem krijg je voor elk onderwijsonderdeel dat succesvol afgerond wordt credits toegekend die ook door andere onderwijsinstellingen erkend moeten worden. Zo’n creditsysteem moet de structuur van het hoger onderwijs ook aanpassen aan verschillende leertrajecten (life-long learning).
(4) Men moet de studentenmobiliteit in Europa stimuleren door de obstakels voor deze mobiliteit weg te werken. Het is niet duidelijk welke obstakels hier bedoeld worden . Deze obtakels kunnen van immers zowel van linguïstische als van financiële aard zijn. Meer duidelijkheid is hier dus vereist.
(5) Men moet in Europa meer gaan samenwerken op het vlak van kwaliteitszorg om tot vergelijkbare criteria en methoden te komen. Men denkt hierbij aan het ontwikkelen van een systeem van externe accreditering. Nu hebben we een ex-post systeem van kwaliteitszorg. Het onderwijs wordt beoordeeld nadat het geleverd is. Accreditering betekent dat een externe organisatie de opleiding ex ante doorlicht en de diploma’s al dan niet als geldig erkend.
(6) Men moet de Europese dimensie in het hoger onderwijs meer gaan uitwerken, in het bijzonder met betrekking tot de ontwikkeling van de curricula, mobiliteitsprogramma’s en samenwerking tussen instellingen.

De ondertekenende landen verbinden zich ertoe deze doelstellingen na te streven om de Europese Hoger Onderwijsruimte te creëren. In de verklaring wordt daarbij expliciet vermeld dat ieder land en iedere instelling dit naar eigen competentie moet doen en dat de verscheidenheid van culturen, talen, nationale onderwijssystemen en de autonomie van de universiteiten ten volste gerespecteerd dient te worden.


Bologna: een verkapte neoliberale aanval op het Europese Hoger Onderwijs?

Zoals zowel voorstanders en critici van de Bologna-verklaring stellen houdt deze verklaring een aantal uitdagingen in en wordt er eindelijk werk gemaakt van een aantal oude problemen zoals het gebrek aan transparantie. Bovendien is de opmerking van professor Van Damme dat de Bologna-verklaring een poging is om een plotse, complete internationale vrijhandel in onderwijs te vermijden of te snel af te zijn niet onbelangrijk . Op de WHO-top in Seattle stelden de Amerikanen immers de vrijmaking van de onderwijsdiensten voor. Mocht deze top niet mislukt zijn dan zouden de Amerikanen hun slag waarschijnlijk thuisgehaald hebben tegen het slecht voorbereidde Europa en was de volledige liberalisering van het hoger onderwijs in Europa misschien al een feit. Er zijn volgens Van Damme reeds aanduidingen dat verschillende multinationale bedrijven en commerciële onderwijsinstellingen zitten te wachten tot de Europese markt zich voor hen opent. In afwachting van deze opening houden ze zich bezig met lobbyen in Brussel en het intensief verkennen van de markt. Van Damme ziet in de Bologna-verklaring dan ook een kans om de internationalisering van het onderwijs zelf vorm te geven en ons niet over te leveren aan een volledig vrijgemaakte globale onderwijsmarkt.

Het maken van een dergelijke redenering mag dan al begrijpelijk zijn, ongevaarlijk is het niet. Door de deur op een kier te zetten, wordt een zelfversterkende dynamiek op gang gebracht. Ik illustreer dit aan de hand van de visie van de directeur van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) , prof Vandamme. Die gaat zover te stellen dat we bereid moeten zijn verschillen in ontwikkeling en kwaliteit tussen instellingen te aanvaarden. De politieke bezorgdheid van de laatste decennia om deze verschillen omwille van democratische overwegingen zoveel mogelijk te vermijden noemt hij disfunctioneel en onzinnig (sic !) . De vraag is natuurlijk hoe groot die verschillen mogen zijn en hoe de overheid eenmaals zich verschillen ontwikkelen het proces nog in de hand kan houden. Bovendien zal er ongetwijfeld druk ontstaan om de inschrijvingsgelden aan te passen aan de kwaliteit en ontwikkelingen van de onderwijsinstellingen. Op dat moment doemen in de verte de contouren van elite-universiteiten op.

Ik denk dat het duidelijk is dat de Bologna-verklaring een absoluut onaanvaardbare visie is op de toekomst van het Europese Hoger Onderwijs. De Bologna-verklaring draagt zoals zoveel toekomstvisies de laatste decennia de stempel van de neoliberale tijdsgeest, een tijdsgeest waarin men enkel nog in staat is de economische dimensie van maatschappelijke fenomenen te zien. In een recent rapport van de OESO worden zes scenario’s voor de school van morgen uitgetekend. Eén van die scenario’s gaat als volgt: scholen mogen zich blijven beroemen op een sterk vertrouwen van de burger, worden voornamelijk met publieke middelen gefinancierd en behouden een sterk nationaal kader. De school wordt beschouwd als het meest effectieve antidotum tegen een waardencrisis en sociale desintegratie. Daarom wordt mislukking op school niet getolereerd en worden onderwijzers goed betaald. Deze scholen zijn sterk verankerd in hun lokale context en vormen hun leerlingen voor de restvan hun leven. De lesprogramma’s zijn er veeleisend en gericht op kennisverwerving. Dit scenario wordt door de OEO-experten als irrealistisch van de hand gedaan. Het ‘plausibele’ scenario voor de toekomst ziet er helemaal anders uit. Onder druk van de niet aflatende kritiek ruimen de huidige onderwijsinstellingen baan voor private en geïndividualiseerde onderwijsvormen. Internet en andere nieuwe technieken zullen daarbij een grote rol spelen. Deze evolutie zal de droom van diegenen die voor hun socialisering en sociale integratie op het onderwijs rekenden definitief vernietigen, aldus de OEO-experten. Die enkele publieke scholen die tegen de stroom proberen in te varen lopen het risico in vuilnisbakken (sic!) te veranderen. De media en de bedrijfswereld verhogen hun aanwezigheid op de onderwijsmarkt en recruteren de onderwijzers zelf.

Deze blik op de toekomst oogt angstaanjagend. We zijn echter nog lang niet zo ver. De manier waarop het onderwijs georganiseerd en gestructureerd wordt zal in de komende decennia hoogstwaarschijnlijk aan sterke veranderingen onderhevig zijn. De snelle en revolutionaire technologische ontwikkelingen en de globalisering bieden het onderwijs zowel kansen als bedreigingen. Het is belangrijk dat deze kansen gegrepen worden. De verdiensten van het huidige onderwijs mogen daarbij echter niet overboord gegooid worden. Integendeel, meer dan ooit moeten we werken aan en strijden voor een brede, democratische toegang tot het onderwijs en een algemene, disciplineoverschrijdende, kritische vorming. De Bologna-verklaring is wegens haar te eenzijdige gerichtheid op economische besognes een slecht vertrekpunt. De bal ligt dus in het kamp van de studenten en professoren. Samen met de rest van de samenleving moet op een constructieve en pro-actieve manier nagedacht worden over de toekomstige vorm ons onderwijs. Al was het maar om de dames en heren die ons de Bolognaverklaring ‘schonken’ een lesje in democratie te geven.

Stijn Oosterlynck
(Attac-RUG)
April 2001


Website: http://www.attac.org
 

Lees meer over: europa wereldcrisis

aanvullingen
> indymedia.nl > zoek > archief > hulp > doe mee > publiceer nieuws > open nieuwslijn > disclaimer > chat
DISCLAIMER: Indymedia NL werkt volgens een 'open posting' principe om zodoende de vrijheid van meningsuiting te bevorderen. De berichten (tekst, beelden, audio en video) die gepost zijn in de open nieuwslijn van Indymedia NL behoren toe aan de betreffende auteur. De meningen die naar voren komen in deze berichten worden niet zonder meer door de redactie van Indymedia NL gesteund. Ook is het niet altijd mogelijk voor Indymedia NL om de waarheid van de berichten te garanderen.