

Vertaald van Bruxelles Devie 29 augustus 2025: https://bruxellesdevie.com/2025/08/29/centre-ferme-de-merksplas-un-siecl...
Merksplas ligt net onder de Nederlandse grens: https://www.openstreetmap.org/relation/1284051
Voordat het gesloten centrum van Merksplas mensen zonder papieren opsloot, werden er Joden vastgehouden die op de vlucht waren voor het nazisme. Dat is geen toeval: achter de muren van dit centrum heerst al sinds de jaren 30 dezelfde logica van uitsluiting.
In de loop van de jaren 30, toen Europa afglijdde naar het fascisme en de genocide op 6 miljoen joden op het punt stond te beginnen, voerde België een openlijk antisemitisch beleid van niet-opvang en opsluiting van joodse vluchtelingen die op de vlucht waren voor het nazisme. In die tijd kwam dit beleid tot uiting in een strenge controle van joodse personen en de oprichting van gesloten centra. Deze gesloten centra speelden een belangrijke rol in het streven om de joden in België te controleren en te deporteren.
Het gesloten centrum van Merksplas (dat nog steeds in gebruik is) werd in het najaar van 1938 geopend en werd een van de symbolen van de opsluiting van joden vóór de oorlog, in een tijd waarin antisemitisme in heel Europa toenam. Dit gesloten centrum opende zijn deuren in een context waarin de reactionaire Belgische politici van die tijd vreesden voor een massale toestroom van joodse vluchtelingen.
Dit gesloten centrum, dat vroeger een gevangenis was uit 1878, ligt in de provincie Antwerpen en blijft mensen opsluiten die door de staat als illegaal worden beschouwd. Vroeger waren dat joden, vandaag zijn het mensen zonder papieren die er onder onmenselijke omstandigheden worden vastgehouden.
In België was het gesloten centrum van Merksplas niet het enige gesloten centrum waar joden vóór de Tweede Wereldoorlog werden opgesloten: het maakte deel uit van een netwerk dat ook de gesloten centra van Marneffe, Marchin, Marquain, Wortel, Eksaarde en Sint-Andries-Brugge omvatte.
Het gesloten centrum van Merksplas werd, net als alle andere gesloten centra waar destijds joden werden opgesloten, door de Belgische autoriteiten voorgesteld als een zogenaamde oplossing om “joodse vluchtelingen te beschermen tegen het geweld dat ze zouden kunnen ondergaan” of om te voorkomen dat ze onmiddellijk naar concentratiekampen zouden worden teruggestuurd. In werkelijkheid was de primaire functie van deze gesloten centra diep antisemitisch en had het in geen geval iets te maken met enige vorm van bescherming. Het ging de Belgische staat er vooral om de joodse bevolking te controleren en hen uit de stedelijke centra te verwijderen om te voorkomen dat ze zich duurzaam in de bevolking zouden integreren.
Er waren destijds stemmen die deze detentiecentra presenteerden als een ‘goed’ alternatief voor deportatie naar nazi-Duitsland. Deze uitspraken waren in werkelijkheid doordrenkt van antisemitisme, in een tijd waarin miljoenen Joden op de vlucht waren voor de vernietiging.
Door deze centra voor te stellen als een minder kwaad, ontkende de Belgische staat bewust het feit dat deze centra een totale vrijheidsberoving in onmenselijke ruimtes inhielden en dat de joodse families die er opgesloten zaten al uit hun land van herkomst waren gevlucht en alles wat ze hadden achtergelaten. Het was dus een dubbele straf voor deze vluchtelingen, die opgesloten zaten in een land dat hen juist opvang had moeten bieden.
Bovendien moest de opsluiting in deze gesloten centra financieel worden gedragen door de joodse verenigingen zelf en niet door de staat. Een van deze joodse verenigingen was het CAAVAA (Comité voor hulp aan slachtoffers van antisemitisme in Duitsland).
Door joodse mensen op deze manier op te sluiten, beschouwde de Belgische staat hen als een probleem voor de binnenlandse veiligheid en niet als een humanitaire situatie. Juist hierdoor nam de Belgische staat het Duitse antisemitisme over in plaats van het categorisch te verwerpen.
De keuze om vluchtelingen op te sluiten in plaats van op te vangen was dus niet het resultaat van improvisatie in reactie op een plotselinge toestroom, maar wel degelijk de uitvoering van een reeds bestaande strategie, die minstens sinds 1933 was uitgewerkt. Deze redenering vermijdde de erkenning dat deze vluchtelingen, joden, vaak met hun gezin, in de eerste plaats slachtoffers waren van het fascisme.
De oprichting van gesloten centra zoals dat van Merksplas vond plaats in een context waarin België werd geteisterd door antisemitisme dat het hele politieke spectrum van die tijd doordrong. Het was namelijk niet alleen een zaak van bepaalde rechtse en extreemrechtse partijen, maar raakte evenzeer de institutionele linkse partijen als bepaalde vakbonden.
Bovendien ging dit antisemitisme gepaard met de herinnering aan de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, werd overwogen om Joden die uit nazi-Duitsland vluchtten te beschouwen als vijanden omdat ze Duitsers waren, en niet als mensen die hulp nodig hadden.
Zo legde de Belgische ministerraad op 17 juni 1933, enkele maanden na Hitlers machtsovername, een duidelijke politieke lijn vast:
"Er is geen reden om Duitse joden al te gastvrij te ontvangen. "
Deze richtlijn legde alvast de basis voor een langdurige logica van afwijzing en uitsluiting van de joodse bevolking.
In de jaren na deze verklaring werd deze politieke koers nog versterkt, met name door de komst van Joseph Pholien, een prominente figuur binnen de katholieke partij en toekomstig premier, naar het ministerie van Justitie. Zijn publieke uitspraken laten zien hoe antisemitisme binnen de instellingen gemeengoed was geworden. Op 22 november 1938 verklaarde hij in een nationalistische krant dat het “Israëlitische probleem” werd verergerd door de houding van Duitsland, dat “de ogen sloot voor de joodse emigratie”, en dat men “zich erbij moest neerleggen om hen beetje bij beetje uit te zetten”.
Deze uitspraken van de voormalige extreemrechtse premier stonden niet op zichzelf. Ze gingen gepaard met razzia's tegen joodse personen die in Brussel en Antwerpen woonden. Deze razzia's betekenden uitzetting naar de grens met Duitsland en dus een zekere dood.
In dezelfde lijn werd Pholien op 19 oktober 1938 door Le Soir ondervraagd over de dodelijke gevolgen van dit beleid en antwoordde hij: “Niemand weet waar de mensen naartoe gaan die in deze deportatietreinen stappen. Het is niet onze taak om dat te weten.”
Het geheel van hier genoemde antisemitische beleidsmaatregelen werpt een ander licht op de Belgische staat, die vandaag de dag nog steeds zijn trotse verzetsstrijders* verheerlijkt in plaats van terug te kijken op zijn antisemitische verleden en zijn vroegere stilzwijgende medeplichtigheid aan het Duitse fascisme.
Als dit gesloten centrum destijds het instrument was van extreemrechtse politici, zoals Joseph Pholien, dan blijft het dat vandaag de dag nog steeds via de regering-De Wever, die een oorlog voert tegen mensen zonder papieren.
De geschiedenis ervan illustreert hoe een staat als België zich in naam van de veiligheid en het administratief beheer het recht kan toe-eigenen om interneringsmaatregelen in te voeren die reeds vervolgde personen van hun vrijheid beroven, terwijl het beweert in hun belang te handelen.
Vandaag de dag worden in het gesloten centrum van Merksplas nog steeds mensen opgesloten die door de Belgische staat als criminelen worden bestempeld. Hoewel de context anders is, zijn de overeenkomsten tussen de methoden om gemarginaliseerde groepen op te sluiten tijdens de periode van antisemitisme voor de oorlog en de huidige jacht van de regering van Arizona op mensen zonder papieren opvallend.
Dit verhaal behoort niet alleen tot het verleden: het werpt ook een direct licht op het huidige beleid ten aanzien van mensen zonder papieren. Gisteren zoals vandaag blijft de Belgische staat mensen die oorlog, ellende of vervolging ontvluchten, criminaliseren. Gesloten centra zoals Merksplas blijven instrumenten van een beleid dat vluchtelingen behandelt als een bedreiging in plaats van als mensen die bescherming zoeken. De logica is dezelfde: controleren, selecteren, opsluiten, uitzetten. Achter de officiële discoursen over “migratiestromen beheren” of “nationale veiligheid” gaat het nog steeds om de vraag wie het recht heeft om op het grondgebied te verblijven en wie ervan moet worden uitgesloten. Deze historische continuïteit herinnert ons eraan dat opsluiting geen onvermijdelijkheid is, maar wel degelijk een politieke keuze.
Het feit dat dit centrum nog steeds in gebruik is, getuigt dan ook van een structurele continuïteit. De logica van vrijheidsberoving die eigen is aan het gesloten centrum van Merksplas, de retoriek van het beheer van ‘ongewenste’ personen en de massale deportatie vertonen bepaalde gelijkenissen tussen de periode vóór de Tweede Wereldoorlog en vandaag. Elk jaar komen er mensen zonder papieren om het leven in het gesloten centrum van Merksplas, en talrijke waarnemers wijzen op de onmenselijke detentieomstandigheden.
Het opsluiten en systematisch uitzetten van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen aan onze grenzen is een politieke beslissing, net zoals het voeren van een beleid dat de opvang van vluchtelingen zou kunnen verbeteren.
Bronnen:
https://www.les-plats-pays.com/article/ys/
https://www.parismatch.be/actualites/societe/2019/05/07/quand-la-belgiqu...
https://www.gettingthevoiceout.org/
Vertaald met hulp van DeepL